Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Toen gingen de [6]zonen der profeten, die te Beth-el waren, tot Elisa uit, en zeiden tot hem: [7]Weet gij, dat de HEERE heden [8]uw heer van [9]uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil. 6. Zie 1 Kon.20;35. 7. Zij en Elisa hebben dit geweten zonder twijfel door Gods openbaring en den geest der profetie. 8. Namelijk, Elia, wiens discipel en dienaar Elisa was. 9. Hebreeuws, van op, of, over uw hoofd; dat is, van u. Alzo hfdst.1 vs.5. Zij spreken aldus, ziende op de wijze van het zitten in de hogescholen, waar de meester, of leraar, in een verheven plaats zittende, zijner discipelen hoofden aan zijn voeten heeft gehad, zulks dat hij van dezelve scheidende, als wegging van hun hoofden. Vergelijk Deut.33:3; onder, hfdst.4 vs.38; Hand.22:3.